11/11/2024
Over 'Sinte Mette' te Mechelen.
Over Sint Maarten en de Sint Maartensvuren te Mechelen.
Sint Maarten was ooit in Vlaanderen heel populair.
Ook in Mechelen werd hij sterk vereerd en ook hier bestonden er tal van oude gebruiken op de dag ter ere van Sint Maarten. Sint Maarten is weliswaar in naam een christelijke heilige maar de gebruiken die hem omringen zijn vaak voorchristelijk.
Sint Maarten zou geleefd hebben in de 4e eeuw. Hij werd volgens de overlevering geboren in Pannonië en al op 15 jarige leeftijd legionair en vetrok naar Gallië. Hou in gedachte dat hij een strijder was en zelfs zijn naam, Maarten of Martinus, verwijst naar de Romeinse oorlogsgod Mars. En volgens de legende ontmoette hij op een koude dag voor de poorten van Amiens een halfnaakte en verkleumde bedelaar. Hij trok zijn zwaard en sneed zijn kapmantel in twee en gaf de helft aan de bedelaar. De andere helft kon hij niet geven want die was eigendom van Rome en hij was nog steeds in dienst. Die nacht droomde hij dat het Jezus zelf geweest was die bedelaar. Deze sprak: “ Als ge dat voor mijn geringste broeders hebt gedaan, hebt ge dat ook voor mij gedaan.” Kort er na bekeerde Maarten zich tot het christendom. Hij werd na een tijd bisschop van Tours. Vandaar de benaming Sint Martinus van Tours. Na een lang leven, stierf Maarten op 11 november 397, door koorts op 80 jarige leeftijd en werd begraven in de basiliek van Tours. Waar zijn gebeente al snel vereerd werd.
Sint Maarten zijn sterfdag en dus ook feestdag, 11 november, valt in de tijd wanneer in onze streken de koudste en donkerste tijd van het jaar aanbreekt. Vele gebruiken op en rond Sint Maarten hebben dan ook hun oorsprong in de heidense vieringen en riten die in deze tijdspanne plaatsvonden.
De Kelten vierden bijvoorbeeld in de nacht van 31 oktober op 1 november 'samhan' of ‘samhain’, wat onder meer oudjaar en een dodenherdenking was. Voor hen begon dan de winter en het nieuwe jaar. En het spreekt vanzelf, dat de Germanen uit onze streken soortgelijke vieringen hadden aan de vooravond van de donkere wintertijd, maar misschien op een ander tijdstip. Dit valt te verklaren door het vroeger of later invallen van de winter. Dit verschilt per streek. In Scandinavië begint de winter vroeger in dan in Ierland en Frankrijk. In Scandinavië vierde men het begin van de koudste tijd tijdens 'winternachten' al in de nacht van 13 naar 14 oktober. Ook de stand van de maan had oudtijds belang. En volle of nieuwe maan valt elk jaar anders. Vandaar de verschillende data gezien men toen een viering liefst op volle of nieuwe maan hield.
Deze vieringen werden dan nadien opgeslorpt en vastgezet in het Sint Maartensfeest op 11 november. Het is zelfs best mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat er bij het invallen van de winter, op meer dan één dag rituelen gehouden werden. Het midwinter of joelfeest zelf duurde al 3 tot 14 dagen. Een oud gebruik dat in die richting wijst overleefde tot vandaag op het Zweedse eiland Rüno. Daar gaan op Sint Maarten, op 11 november, de 'Martinshesta' (Maartenshengsten) rond. Maar zij duiken ook op 25 & 30 november, op 6 december (St Niklaas) en tenslotte op 21 december (midwinter). De Martinshesta zijn echter geen paarden zoals de naam doet vermoeden, maar vermomde mannen.
Het paard
En nu we het over paarden hebben. Bij de gebruiken op Sint Maarten werd en wordt, net zoals bij Sint Niklaas en Sinte Greef trouwens, sterk de nadruk gelegd op het paard. Witte paarden waren heilige dieren bij de Germanen. Deze werden op kosten van de gemeenschap gehouden op gewijde plaatsen. Paarden golden immers als de vertrouwelingen van de goden. Geen wonder dat veel goden voorgesteld werden zittend op een paard. Uiteraard, eerst en vooral Wodan, die op zijn achtpotige witte schimmel Sleipnir, vliegend door de stormachtige lucht werd voorgesteld.
De herinnering aan dit eigenaardige paard leeft voort in de vele sagen en legenden over de Wilde Jacht en het Woedende Heir. Waarin vaak de aanvoerder van de groep een achtbenig paard berijdt. Ook in verschillende volksgebruiken leeft de herinnering aan Sleipnir voort. Op sommige plaatsen in noordelijk Europa, is het bijvoorbeeld de gewoonte dat vier mannen zich vermommen in een achtbenig paard. Ze doen dit door gezamenlijk onder een wit laken te kruipen, waarna de voorste van de groep een paardenhoofd opgezet krijgt. En dan vormen de benen van de vier mannen de acht poten van Sleipnir. En alweer gaan ze rond in de midwintertijd. Net als de zogeheten Schimmelruiter, die ook alweer terug gaat op Wodan op Sleipnir. De Schimmelruiter gaat vooral in Duitsland rond, op onder meer Sint Maarten. Hij deelt gebak uit in de vorm van een hoefijzers en paarden. En verder ook nog appelen en peren. Bij ons was het eveneens de gewoonte om appelen te stoven op Sint Maarten. En gebak in verschillende vormen deelde men hier ook uit op Sint Niklaas en Sinte Greef. Waar ik eigenlijk heen wil is, dat alles er op wijst, dat de witte schimmel waarop al deze heiligen rijden, een voorganger heeft die Sleipnir heet, het paard van Wodan. En dat een paard of paarden een belangrijke rol speelden in de midwintertijd en de winter ommegangen van onze voorouders. Het gevolg daarvan is, dat wij nog steeds een wortel of wat hooi klaarleggen voor het paard van de Sint. Iets wat vroeger ook voor het paard van Sinte Greef en Sint Maarten gedaan werd.
Is het dan niet logisch, dat ook de berijders van deze paarden hun heidense voorganger hebben? Net als de vele gebruiken op en rond hun feestdagen? De uiterlijke gelijkenissen tussen Wodan, Sint Niklaas en Sinte Greef kunnen alvast niet geloochend worden. Wodan werd voorgesteld als een in een kapmantel gehulde grijsaard met lange haren en baard. Uiteraard zittend op zijn witte schimmel. Sint Maarten is dus net zoals Sint Niklaas een syncretisch figuur. Een christelijke heilige met meerdere voorchristelijke kenmerken.
De mantel
Sint Maarten draagt op allerlei afbeeldingen een lange mantel en ook zit hij op een wit paard. Alleen de grijze lange baard ontbreekt.
In het volksgeloof heeft Sinte Mette die baard wel. Zoals onder andere in dit volksliedje over Sint Maarten: "Sint Maarten reed door sneeuw en wind, zijn vurig ros droeg hem gezwind. Sint Maarten reed met licht gemoed, zijn mantel dekte hem warm en goed... Sinte Mette van de negen huste, hij met zijnen grijzen baard. Ufrake wilde mijn kabaske is vullen..." Vurig ros, mantel en baard. Het hangt samen en verwijst naar de door onze verre voorouders, de Franken, vereerde Wodan. Een van de bijnamen van Wodan was trouwens ‘Mantelman’ . In heel wat sagen werd verwezen naar zijn magische kapmantel.
De kapmantel van Sint Maarten heette in het Latijn een ‘cappa’. De Franken gingen al gauw delen van deze mantel vereren in een heilige ruimte die daardoor de benaming ‘kapel’ kreeg. De bewaker van deze kapel heette dan weer een kapelaan.
Te Hombeek, nabij Mechelen, wordt op 11 november, bij valavond, een zogeheten Sinte Mette stoet gehouden. Sint Maarten rijdt op kop op een wit paard. Achter hem volgen honderden kinderen die uitgeholde bieten met een kaarsje er in, of een lantaarn meedragen. Maar het bekendste gebruik op Sint Maarten is de bedel ommegang. Hoofdzakelijk kinderen gaan van deur tot deur en zingen een liedje om in ruil snoep te krijgen. Vroeger werden er op Sint Maarten ook pannenkoeken gebakken of appelen. En wanneer het donker werd ontstak men Sint Maartensvuren. Deze Sint Maarten of Sinte Mette vuren zijn bijna overal verdwenen. Meestal onder dwang van kerk en overheid. Die er terecht een heidens gebruik in zagen. Al blijkt uit sommige verbodsbepalingen dat ook brandgevaar een rol speelde. In een stad vol houten huizen was het natuurlijk gevaarlijk om vuren te ontsteken.
Sint Maarten of Sinte Mette te Mechelen.
In Mechelen werd Sint Maarten sterk vereerd. Er werden ooit ter ere van hem overal Sint Maartensvuren ontstoken. Interessant om hierover meer te weten te komen zijn de verschillende verbodsbepalingen die werden uitgevaardigd tegen het uitbundig vieren van Sint Maarten.
Het oudste Mechelse verbod, dat ik kon terug vinden in verband met het ontsteken van Sint Maartensvuren, stamt uit het jaar 1566. Dan volgt er één in 1573 en één in 1593, waarin men melding maakte van:
"Van de groote ongeregeltheyt ende de brooddronckenschap van den kinderen, loopende door straete met groot gerucht. Ende halende hout om veur te stoken dat men heet Sint Martensvuer". Verder werd er nog verboden om aan kinderen hout te geven dat kon dienen voor het branden van een Sint Maartensvuur. Maar de Mechelaars waren koppig en hardleers want er volgden nog vele verbodsbepalingen. Nog minstens vier in de 17e eeuw (1614, 1615, 1616 & 1617). Uit deze verbodsbepalingen valt op te maken dat er verschillende vuren in de stad ontstoken werden. En dat jongeren met fakkels langs de straten liepen en naar verluidt zo de goede orde verstoorden. Het rondtrekken van de jeugd en de kinderen door de stad was duidelijk ‘een wild geraas’.
Maar nog luisterden de Mechelaars niet. En met de tijd werden de straffen zwaarder. In 1668 kreeg men al acht dagen gevangenis op water en brood als men het nog waagde een Sint Maartensvuur te stoken. Toch lopen de verbodsbepalingen verder. In een verbod uit het jaar 1715 staat vermeld, dat niet alleen vuur stoken verboden is, maar ook: "Te worpen met faseen, vierpylen, clackebussen, duyvelkes en te loopen langs de straeten met brandend stroot oft brandstocken. Op boete van zes guldens." Blijkbaar werd er veel plezier gemaakt op Sint Maarten in Mechelen. Er volgen nog verbodsbepalingen de jaren die volgen.
Op 6 november in het jaar 1722 liet men te Mechelen optekenen: “Alsoo dat men bevindt datter grootte insolencien ende desorders worden begaen binnen dese stad ten opzichte van de vieren die plachten gemaekt te worden op de straete op of omtrent Sinte Martensdagh, soo men de landts lieden tegen hunnen dank afhendich maeken het hout hetgene sy ter merckt brengen als andersiens: sooist dat myne heeren die Schouteth commune meesteren, schepenen ende raedt der stadt ende provincie van Mechelen om daer teghene te voorsien hebben verboden gelyck sy verbieden by desen van nu voortaen de vieren te maeken op of omtrent den dagh van Sinte Marten. Op boete van sesse guldens ende ingevalle de contraveneurs niet bestandigh en waeren de voorn. Boete te betalen op pene van gecolloqeert te worden ter cyperagie te water ende te broodt voor den tijd van dry daghen…. “
Alleen al het oude taalgebruik is de moeite om te lezen. Men kan uit bovenstaande verbodsbepaling onder meer afleiden dat er zelfs een vuur op de Grote Markt werd ontstoken. Maar dat al wie nog meewerkte aan zulke vuren vanaf nu een boete kon krijgen van zes gulden en wie niet betalen kon werd opgesloten voor drie dagen op water en brood.
De laatste mij bekende verbod dateert van 1753. Werden er na die datum geen vuren meer ontstoken? Of stopte men met verbieden? Uit de laatste verbodsbepalingen kan men nog wel afleiden hoe Sint Maarten toen nog gevierd werd. Jongeren bedelden aan de huizen om hout voor de talrijke Sint Maartensvuren. Zelfs voor de huisdeuren werden kleine vuurtjes aangestoken. Er werd gedronken en gefeest. In ieder geval horen wij na deze laatste datum niets meer over het branden van Sint Maartensvuren in Mechelen. Sint Maarten of Sinte Mette was dus duidelijk een vuurfeest!
Het vieren van Sint Maarten bleef evenwel verdergaan. Verklede kinderen en volwassenen hielden nog lang ommegangen van deur tot deur. Er werden allerlei liederen gezongen. Velen zijn waarschijnlijk voorgoed verloren gegaan. Men zong en hoopte in ruil op een geschenkje, de volwassenen op een drankje. Wanneer de bewoners niet opendeden werd gezongen: "Hoeg hôas, lieg hôas, er zit een gierige pin in hôas!"
Toen ik enkele jaren geleden aanwezig was op een tentoonstelling over de Oostenrijkse Percht en Krampus ommegangen, die in de Alpen tussen Sint Niklaas en Drie Koningen gehouden worden, zag ik daar een film over die ommegangen. In die film zat een scene, waarin een groep Perchten 's avonds bij een hoeve aanklopte. De bewoners deden echter niet open. Waarna de Perchten in bijna exact dezelfde bewoordingen zongen, dat er gierige pinnen woonden. Maar dan in het Duits natuurlijk. Die ommegangen van de Perchten en Krampussen hebben dan ook in wezen eenzelfde achtergrond als onze Sint Maartens ommegangen.
In andere oude Mechelse volksliedjes komen de Sint Maartensvuren en het bakken van pannenkoeken en appelen aan bod. In één liedje zong men:
"Kreupt al gaa in de schaa, leut wa appele en peire vleege, ge zult ons nie bedriege." Hieruit blijkt dat ook van Sint Maarten gedacht werd dat hij door de schouw naar binnen kwam. Dit heeft Sint Maarten dan alvast gemeen met Sint Niklaas en de heden verdwenen Sint Greef.
Sinte Mette op de kruk.
Vrij uniek te Mechelen was de Sinte Mette op de kruk. Al zeker een maand voor Sint Maartensdag waren de jongeren bezig met voorbereidingen. Een mijter werd gemaakt in papier en een mantel werd gezocht. Dat kon een oud deken zijn, maar ook twee lange stukken kleurig papier. Maar er werd vooral getimmerd aan een ‘kruk’ of draagberrie. Daarop kon men een kind dat Sint Maarten voorstelde ronddragen. Vandaar Sinte Mette op de kruk. Deze kruk stak vaak heel primitief in elkaar. Een oude zeepkist of suikerbak en wat latten en bezemstelen. De Sinte Mette op de kruk ontving dan alle gaven die de bedelende zangers kregen. Meestal in een pollepel van moeder. Hij werd netjes verkleed met mantel, grijze baard, mijter en vaak kreeg hij nog een zwartgemaakte snoet. Zo trokken vele groepen kinderen en jeugd door Mechelen van deur tot deur. Overal werd aangeklopt. Bij burgers, kloosters, herbergen, rijken en armen. En natuurlijk ook bij de winkels. Liefst bij diegenen die ook snoep en ander lekkers verkochten.
En ze zongen onder andere:
“ Sinte Mette op de kruk ik geef oe ien stuk. Geft me nen Hiele, ik zal hem diele, geft me nen halve, ik zal hem dalve, geft me een kwartier en ik goei hem in t vier.”
Het in het Sint Maartensvuur gooien van een deel van de opbrengst van de bedelommegang gaat terug op de oude vuuroffers.
Ook in het volgende oude volksliedje over Sint Maarten komt dit voor:
“Martinus had goei vrinde, oem dat heum beirmheirtig was. Ha beloofde aan zen vrouw dat heum koekebakke zou. In ’t feu in’t feu dat heum koekebakke zou. In’t feu in’t feu dat heum koekebakke zou. “
Het vuur was oudtijds, zoals ik hierboven al aanhaalde, één van de belangrijkste elementen van de Sint Maartensviering. En de ‘koekebakken’ of pannenkoeken waren eveneens typisch voor die avond. Net als op de avond van Allerzielen op 2 november. Deze gaan dan weer terug op de oude offermaaltijden ter ere van de overledenen.
Na afloop werd de kruk verloot onder de deelnemers. Wie het hoogste nummer trekt krijt de kruk en dient deze te bewaren tot volgend jaar Sint Maarten. De winnaar mag dan op deze kruk plaatsnemen en die avond de plaatsvervanger zijn van Sint Maarten zelf.
Het bedelen.
“Sinte Mette van de ruggenuchte, haa met zane grijzen baard. Juffake wilde ma kabaske es vulle en leut ons ni lang ni mie staan.
En ha lust, ha lust is vuule. Houwe tot de vrouwe tot te neuste jaar.
Ha-j- ei z enne mantel deugesnejee oem aan den eireme te gé – e - ve ,
Dat ieder oat zen oege zag, dat hem aan den eireme gaf. Dat ieder oat zen oege zag dat hem aan den eiereme gaf. “
Besluit
Heden is de Sint Maartensviering op vele plaatsen verdwenen of verworden tot bedelommegangen van kinderen. Vaak doen de kinderen zelfs geen moeite om zich grondig te verkleden en kennen ze geen enkel liedje volledig. Het typische einde van een viering waarvan niemand nog de betekenis kent en het nut er niet meer van inziet. Maar er is hoop. Er werd een Sint Maartens genootschap opgericht, dat de Mechelaars wil aansporen Sint Maarten op traditionele wijze te vieren. En ook in het nabij Mechelen gelegen Rijmenam hebben ze een goede poging ondernomen om het Sint Maartensfeest in ere te herstellen. Ze ontsteken er een groot vuur en de kinderen lopen rond met uitgeholde bieten waarin een kaarsje opvlamt.
Niettemin denk ik, dat er enkel een echte herleving kan komen wanneer men de ware betekenis van het feest weer naar boven haalt.
Erwin Horckmans – Mysterieus Mechelen
Bronnen:
Sint Maarten te Mechelen – Frans Perckmans
Mechelse zeden en gewoonten – J B Coninckx
Noord Europese mysteriën en hun sporen tot op het heden – F. Farwerck
Sint Greef, Sint Maarten en Sint Niklaas – Erwin Horckmans / tijdschrift Traditie
Eigen onderzoek